logo-print
T (0186) 61 55 00

Verwerkingsvoorschrift drainfilbuizen

Giverbo levert met de Drainfilbuis de oplossing voor het probleem van bodemverdroging en onnodig regenwatertransport. Door de open structuur van de buiswand dringt het water direct in de bodem en wordt het daar verdeeld. Het waterdoorlatende vermogen van de Drainfilbuis is zo groot dat de infiltratiesnelheid eigenlijk alleen afhankelijk is van de mate waarin de bodem het water kan opnemen. De Drainfilbuis kan gelegd worden volgens traditionele uitvoering en eenvoudig worden aangesloten op het bestaande riool. Extra tracéruimte bij de aanleg is niet nodig omdat vier functies in één buis worden gecombineerd: transport, berging, infiltratie en drainage. Ook de inspectie is eenvoudig uit te voeren. Verder zijn de Drainfilbuizen bestand tegen reguliere verkeersbelasting en is beton het minst belastend voor het milieu. Drainfilbuizen zijn leverbaar in de diameters 400, 600 en 800 mm.

Opslag

Drainfilbuizen dienen, in verband met het waarborgen van de open structuur en daarmee de waterdoorlatendheid, op een schone plaats te worden opgeslagen (bij voorkeur opslag op verhard of van zandbed voorzien terrein).

Sleufbodem

  • De sleufbreedte en -diepte voor het verwerken van de Drainfilbuis is afhankelijk van de locale bodemgesteldheid. Bij voorkeur worden Drainfilbuizen verwerkt in een sleuf of cunet ter grootte van 30 cm naast en onder de Drainfilbuis en aangevuld met ‘draineerzand’. Dit draineerzand moet voldoen aan de voorschriften, zoals deze verwoord zijn in de RAW standaard, hoofdstuk 23, par.26.01. Lid 01 van de voornoemde paragraaf luidt als volgt:

    ‘Het draineerzand voor zanddrains (lees: Drainfilbuizen) moet zijn een mineraal materiaal, waarvan het gehalte aan minerale deeltjes door zeef 63 μm (2) van de fractie door zeef 2 mm (6,0) ten hoogste 5% bedraagt. De fractie op zeef 250 μm (6,0) moet tenminste 50% bedragen’.
     
  • Aanbevolen wordt het toepassen van dit voornoemde draineerzand, tenzij het ter plaatse aanwezige zand een gemeten k – waarde heeft van minimaal 5 – 8 m1/etmaal. In dat geval kan de aanvulling geschieden met het uitkomende zand.
  • Als de Drainfilbuis op de sleufbodem wordt gefundeerd in goed drainerend materiaal moet de Drainfilbuis zich kunnen ‘nestelen’, om zo een juiste opleghoek te ontwikkelen. De dikte van de drainerende laag wordt in regel vermeld in het bestek en/of in de permeatie berekening. Ter plaatse van de mof van de kraagbuizen moet de sleufdiepte verdiept worden. Passtukken bij putaansluitingen zijn altijd dichte buizen.
  • De Drainfilbuis dient over de gehele lengte te dragen, het toepassen van steltegels o.g. is niet toegestaan.
  • Bij het aanvullen in ieder geval geen klei, leem, veen of teelaarde gebruiken; dit kan de werking van de Drainfilbuis volledig teniet doen.

Leggen

  • Drainfilbuizen (mof, spie en glijrubberring F146) dienen in- en uitwendig schoon van zand en aarde te worden ingebouwd. Dan de rubberring om het spie-eind aanbrengen en de spanning in de rubberring rondom gelijkmatig verdelen. De rubberring moet op de juiste plaats op het spie-eind gelegd worden tegen de betonnen ‘borst’ (zie figuur 1).
  • Verbinding: altijd de F146 zelfsmerende rubberring.
  • Het toepassen van een geotextiel om het lijf van de Drainfilbuis wordt sterk afgeraden. Eventueel kan, indien de opdrachtgever dit wenselijk acht, een geotextiel worden toegepast als fysieke scheiding tussen het draineerzand (of grind) van de sleuf en de omringende bodem.
  • Spanningsvrij aanbrengen van de rubberring op het schoon spie-eind (bij voorkeur buiten het profiel van ontgraving), controleer of de juiste ring voor de te verwerken Drainfilbuis is gekozen en controleer de plaats van de ring.
  • Bij het leggen van de Drainfilbuis aan de voorgaande buis, het spie-eind met gemonteerde rubberring gelijkmatig centrisch zonder hoekverdraaiing in de voorgaande mof schuiven. De Drainfilbuis in de mof duwen heeft de voorkeur. Tijdens het centrisch aanduwen heeft de machinist meer controle over de duwrichting van de Drainfilbuis. Induwen: voorzichtig en altijd met voldoende stevig stophout.
  • Na montage controleren of de rubberring rondom op de juiste positie ligt. Het monteren van Drainfilbuizen onder een hoekverdraaiing is niet toegestaan. Wij adviseren de voegbreedte kleiner dan 20 mm te houden. Bij een rioolinspectie betreffende de axiale verplaatsing valt de verbinding nog in klasse 1.
  • Drainfilbuizen kunnen in geen geval worden geknipt of gezaagd om een aansluiting op een schacht te realiseren. Aansluitingen op een inspectieschacht worden in alle gevallen gemaakt met een vlakke mof of een enkelvoudig verjongde spie, ‘dichte’ hulpstukken met de daarvoor speciaal bedoelde schachtrubberring. Van deze buizen kunnen eventueel wel hulpstukken worden geknipt of gezaagd.
  • De maatvoering van de mof- en spie-einden van de Drainfilbuis is identiek aan de maatvoering van de buizen van Giverbo (dichte betonbuizen).

Aanvullen

  • De sleufbodem niet verdichten, de eerste aanvullaag verdient bijzondere aandacht i.v.m. het onderstoppen van het buislichaam, holle ruimtes dienen vermeden te worden.
  • Laagsgewijze aanvulling gelijktijdig aan beide zijden van de Drainfilbuis. Aanbrengen van drainerend aanvulmateriaal (zonder puin) van geringe storthoogte in een laagdikte van 20-30 cm, op deze manier wordt het verschuiven van de streng voorkomen.
  • Inlaten inmeten en vastleggen op revisie.
  • Extra aan te brengen inlaten kunnen op het werk uitsluitend worden ingeboord op de daarvoor bestemde inlaatkast nabij het mof-eind van de Drainfilbuis. De voorkeur gaat echter uit naar het tijdens de productie inboren van een inlaat ø pvc 125. In ieder geval wordt afgeraden inlaten te boren in het lijf van de Drainfilbuis;
  • Verdichten met geschikte verdichtingapparatuur, zware verdichtingapparatuur kan leiden tot onherstelbare schade aan de betonnen Drainfilbuis.
  • Bijzondere aandacht schenken aan de verdichting rondom inlaten, ongelijkmatige verdichting leidt uiteindelijk tot onregelmatigheden in de eindtoestand van de bovenliggende (weg)constructie.
  • Het ontgraven, leggen, aanvullen en verdichten van de Drainfilbuizen dient verder op dezelfde wijze te geschieden als ‘dichte’ betonbuizen. Dit wil zeggen verdichten in lagen van maximaal 50 cm naast de Drainfilbuis - direct boven de Drainfilbuis een laag, ter breedte van de Drainfilbuis, niet verdichten;
  • Nooit zware mechanische verdichtingapparatuur gebruiken. Ook niet met rupsbanden van grondverzetmachines verdichten. Geen aanvulgrond van te grote hoogte storten en geen aanvulgrond gebruiken waarin grof puin en dergelijke aanwezig zijn.

Onderhoud

Regelmatig visuele controle op de aanwezigheid van slib (meten slibdikten) in de Drainfilbuis heeft de voorkeur boven het opnemen van het systeem in een vast reinigingsprogramma;
  • De frequentie van reinigen is afhankelijk van locale omstandigheden (aanwezigheid van bomen, het toepassen van bladvangers en het bewustzijn van om- en aanwonende);
  • Als richtlijn kan worden gesteld dat de Drainfilbuis in aanmerking komt voor reiniging als de slibdikte 10% van de diameter van de Drainfilbuis bedraagt (respectievelijk 4 cm voor de 400, 6 cm voor de Ø 600 en 8 cm voor de Ø 800);
  • De Drainfilbuis moet gereinigd worden door middel van een speciaal ontwikkelde reinigingstechniek.